De brief van Fred
Niet alleen kommer en kwel….
Toen wij in 1962 berooid in Nederland aankwamen, was oom Fred, de broer van mijn vader, het eerste familielid dat ons in de kazerne in Weesp kwam opzoeken. Wij allen hielden op slag van hem, en een dag later, van zijn echtgenote, onze tante Cor. Sinds dat moment waren wij één gezin met vier ouders. Met tante Cor heb ik tot haar dood contact gehad, vooral over de telefoon. Heel veel verhalen uit mijn boek komen van haar. Zo ook het verhaal over de brief van Fred. Dat het in mijn boek niet alleen kommer, kwel, angst, oorlog en ellende is, laat dit verhaaltje zien.
Ze had die mooie jongen, die op de laatste avond van het zomerkamp naast haar had gezeten en de hele tijd haar handen warm hield, uit het hoofd gezet. Dat was toch geen haalbare kaart, die prachtige zoon van de beroemde kapitein Becking, die had natuurlijk talloze liefjes en was haar de volgende dag al vergeten.
Het kostte haar grote moeite om niet de hele dag aan hem te denken en net toen ze het gevoel had dat dat was gelukt… dit stukje papier… dat insloeg als een bom! Op slag voelde ze weer die intense verliefdheid, die warmte in haar binnenste, die vlinders in haar buik. Wat zo’n klein vies stukje papier al niet teweeg kon brengen. Natuurlijk was ze hem niet vergeten! Hoe kon dat ook! Hij was de mooiste en de liefste van het hele kamp.
Snel pakte ze een mesje en voorzichtig sneed ze het envelopje open, vast van plan dit kleinood voor eeuwig op haar hart te dragen. O God, sloeg ineens de paniek toe… wat als hij schrijft dat het leuk was, maar dat hij een ander heeft?