TEKST: Erik Becking
GERDA VINDT HAAR OPPERHOOFD IN PAPUA.
Er zijn nostalgie-reizen en… er was het avontuur van Gerda in haar geboorteland, het voormalig Nieuw-Guinea. Wat een reis was dat! Met het stijgen der jaren trok een heimwee-magneet haar steeds harder naar de andere kant van de wereld. Piet zag dat en maakte haar droom waar.
De voorgeschiedenis.
Vierhonderd jaar geleden viel dit enorme eiland met zijn bergen, moerassen, regenwouden, wilde rivieren, paradijselijke palmenstranden en woeste bewoners in handen van de Nederlanders. Eeuwenlang bleef het dood kapitaal… wat móést je met zoiets onherbergzaams en onvriendelijks. Pas na lange tijd waagden de dapperste avonturiers zich verder landinwaarts dan het strand. De Opa van Gerda was één van hen. Kapitein Laurens Becking van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger, het KNIL, trok diverse malen diep de oerwouden in. Gedreven door overtuiging, plichtsbetrachting, avontuur én… goudzucht. Het Papua-gen werd in haar DNA aangebracht, Indo Gerda’s DNA dat al een mengelmoesje was van Duitse, Hollandse, Chinese en Javaanse genen. Langzaam werd het grote eiland bevolkt door dappere lieden die stukken oerwoud in cultuur brachten en akkers aanlegden.
Goed bekeken, want steek een bezemsteel in Papuagrond en een maand later had je vruchten. De Nederlandse bevolking op Nieuw-Guinea groeide en veroverde in vreedzame samenwerking met de oorspronkelijke bewoners, de Papua’s, steeds meer landbouwgrond op het oerwoud. Er werden havens aangelegd, steeds grotere schepen konden steeds meer goederen en mensen aanvoeren en de primitieve nederzettingen groeiden uit tot dorpjes en steden. Zo ontstond het prachtige plaatsje Manokwari.
Maar terwijl in de jaren dertig steeds meer landgenoten het overbevolkte Java verlieten om hun kansen op Papua te beproeven vloog de wereld in brand. Eerst in Europa en aansluitend in Azië. Japan wilde een Groot Oost-Aziatisch Rijk stichten. De eerste slag brachten ze toe op 7 december 1941; de Amerikaanse oorlogsvloot werd te Pearl Harbor in één klap vrijwel verwoest. De Nederlands-Indische Regering verklaarde Japan de oorlog. En dat hebben ze geweten ook! Het ernstig verwaarloosde KNIL was geen partij voor de oorlogsmachine uit Japan en Nederlands-Indië werd kansloos onder de voet gelopen.
Overal gaven de KNIL-eenheden zich over aan de Zonen van Tenno Heika uit het land van de Rijzende Zon. Niet op Manokwari!! Onder leiding van Kapitein Willemsz Geeroms trokken dappere mannen zich terug in de bergen achter Manokwari. Zij weigerden zich over te geven en kozen voor de guerrilla. Jarenlang wisten zij de Jappen vanuit hinderlagen te bestoken en stand te houden. De overmacht werd echter te groot en de ontberingen te zwaar en na twee jaar strijd viel de dappere Kapitein samen met het grootste deel van zijn eenheid in handen van de wrede Nippen. Een klein groepje onder leiding van sergeant Kokkelink wist de overrompeling te voorkomen en bleef doorvechten. Kapitein Willemsz Geeroms werd demonstratief voor het oog van alle overlevenden in Manokwari wreed om het leven gebracht. Kokkelink hield stand, dankzij zijn vrienden Barend en Lodewijk Mandatjan, twee stamhoofden van de Arfakkers. De groep werd gevonden door Nederlandse Commando’s en geëvacueerd naar veilig gebied. Barend bleef achter. Kokkelink werd gevraagd terug te keren naar die hel om de vrouwen en kinderen te bevrijden die in de buurt van Manokwari in een concentratiekamp crepeerden. Hij deed wat hem gevraagd werd en wederom met hulp van Barend en zijn Papua’s wist hij ze te bevrijden en naar de kust te transporteren en daarmee honderden levens te redden. Barend en Lodewijk ontvingen van Koningin Wilhelmina het Bronzen Kruis van verdienste, een hele hoge militaire onderscheiding.
Na de overgave van Japan volgde de bloedige geboorte van Indonesië. De ‘inlanders’ werden Indonesiër. De blanke Europeanen vluchtten in grote getale het land uit. Maar wat te doen met de halfbloedjes, de Indo’s, de Gerda’s, zij waren Indonesiër èn Europeaan. Het labiele Nederlandse Gouvernement bedacht een meesterlijk plan;
‘Laten we hen een ‘thuisland’ geven; Nieuw-Guinea… meesterlijk tóch? Alles in één klap opgelost.’
Aldus geschiedde en met bootladingen tegelijk werden de Indo’s overgebracht naar dat mooie eiland. Zo kwamen de ouders van Gerda in Manokwari terecht en elkaar tegen. Van het één kwam het ander, zoals dat vaker gebeurt tussen twee mooie jonge mensen en de twee bouwden een huisje op een open stuk oerwoud tussen de kampongs van de opperhoofden Barend en Lodewijk, met wie zij al vanaf de eerste dag dikke vrienden waren.
Kapitein Willemsz Geeroms
Uit respect bouwden zij samen met Kokkelink en de Marine in 1955 een prachtig monument voor Kapitein Willemsz Geeroms en alle andere dapperen. Gerda werd geboren als vierde kind van het stoere pionierspaar en wist niet beter of zij wás een Papua, maar dan een witte. Die blondjes zijn voor Papua’s onweerstaanbaar. Vroeger aten zij ze op, maar toen deden de Arfakkers dat niet meer. In die tijd bleef het beperkt tot knuffelen waarbij kleuter Gerda in een wilde Papuadans van de schouders van Barend naar die van Lodewijk ging. De hele wereld had ontzag voor deze zwarte reuzen, Gerda genoot!
Laten we hen een ‘thuisland’ geven: Nieuw-Guinea… meesterlijk toch? Alles in een klap opgelost.”
Het geluk voor Gerda en haar geliefden kwam in gevaar; Soekarno had zijn oog laten vallen op die edelsteen aan het voeteneind van zijn rijk. Hij stuurde parachutisten en oorlogsboten, hij bewerkte de Verengde Naties, hij bezocht wereldleiders om ze ervan te overtuigen dat de Papua’s veel beter af waren onder zijn leiding. Barend en vooral Lodewijk gingen in de politiek. Werden daarbij ‘geholpen’ door zogenaamde pioniers. Er ontstond een dreigende situatie, de sluwste Indo’s zochten een goed heen komen, Gerda en haar geliefden voelden zich veilig daar in Mandatjanland… Barend paste immers op ze!
Het mocht niet baten! Nieuw-Guinea werd verpatst aan Soekarno en alle Indo’s moesten weg. Als één der laatsten stapte Gerda in 1962 in de Kroonduif en liet haar Papua’s achter en aan hun lot over. ‘Hier… mijn kaliber 12, voor als de peloppers komen,’ waren de laatste woorden van haar vader met gebroken stem en gaf zijn draagbaar kanon en de sleutels van zijn Jeep aan Barend bij het afscheid op vliegveld Rendani.
De return.
Dat was vijfenvijftig jaar geleden. Er ging geen dag voorbij zonder dwarrelende gedachte aan dat palmenstrand, de bossen, de blauwe zee en vooral de Papua’s. Jaren waarin verontrustende nieuwsberichten elkaar opvolgden, tot die ene waarin de executie van Barend en Lodewijk werd meegedeeld. Intens verdriet. Maar ook een langzaam loslaten, tenminste pogingen tot… toch niks meer aan te doen! Soedah, laat maar. Zo zit de wereld in elkaar en wij hebben het goed hier in dit Europese paradijs.
Maar dat Papua-gen… dat kruipt waar het niet gaan kan. Dat laat zich niet verdringen. Dat steekt steeds weer de kop op. Daar doen duizend Morgenster-vlaggetjes niets tegen. Dat vreet aan je op een manier die niet is uit te leggen. Niet aan buitenstaanders. Wel aan Piet. Hij nam haar mee en na vijfenvijftig jaar zette ze voet op Rendani, haar geboortegrond. De clichés kennen we allemaal… het voelt als thuiskomen… ik herken de geuren… herken die warmte… het zijn clichés… maar ze zijn ook gewoon wáár.
Na een dagje huilen gingen ze op pad. Recht naar boven, naar die magneet in het bos daar boven Manokwari. Naar het huis en die plek waar ze zo intens gelukkig was met al die zwarte broertjes en zusjes. Ze vond haar plek… noemde haar naam en werd bestormd… door horden Papua’s!
Ze waren haar en haar familie nooit vergeten; als bewijs werd Becking erbij geroepen. ‘Hè, BECKING??’ Ja, Becking… dat is de dochter van Barend, hij heeft haar naar jullie genoemd, als blijk van verbondenheid. Ger werd meegesleurd door een emotioneel oud vrouwtje, ze wilde haar wat laten zien! En daar hing hij… aan de wand… het portret van haar geliefde opperhoofd… BARENT MANDATJAN stond op het naamplaatje van zijn kapiteinsuniform. De blijdschap was niet te beschrijven! Dikke tranen. En een paar minuten later niet alleen in dat Papuahuisje boven Manokwari maar ook aan de andere kant van de wereld. Met dank aan Whatsapp. Ger stuurde de foto van de verloren gewaande held naar de familie die gespannen haar zoektocht op de voet volgde.
Dikke, dikke tranen, in vele ogen, en niet van verdriet dit keer! Dolle blijdschap, onze Barend was niet opgehangen of doodgeschoten of onthoofd, onze Barend was in 1976 gewoon aan ouderdom bezweken, want 78 jaar is voor een Papua stok- en stokoud! Helaas was die immense blijdschap van korte duur, als het aan die domme dame lag tenminste; Gerda vertelde euforisch het heugelijke nieuws aan een dochter van één van die dappere politieke leiders die bij het eerste schot de boot naar Holland namen om daar veilig en wel hun zelfbedachte regeringstaken uit te voeren. De reactie was een ijskoude douche, een ontnuchtering die men zelden meemaakt:
‘Barend is een verrader!’, bitchte de nazaat.
“Barend is een verrader!” bitchte de nazaat
Een dreun in het gezicht van Gerda. Ze nam onmiddellijk contact op met de achterban in Holland. Ook daar kwam de beschuldiging hard aan. Ze konden het niet geloven. Ze wisten dat Barend geen lieverdje was, de details volgen in een binnenkort te verschijnen boek, maar verraad!?! Wat bedoelt dat mens? Voor we reageren moeten we zeker zijn, want na het nieuws over die executie hadden we de boeken gesloten… het zwijgen ertoe gedaan… hebben we geprobeerd te vergeten. Nu koortsachtig de geschiedenis reconstrueren. Deskundigen consulteren. Van alle kanten blijdschap over het portret van de ‘legendarische’ Barend Mandatjan. Alle beschikbare bronnen, waaronder zo’n tweehonderd kranten werden uitgepluisd. Bleek dat de twee opperhoofden na het vertrek van de Belanda’s noodgedwongen de Javaanse koloniale heren in hun land duldden, maar na een paar jaar vol wreedheden waren ze de nieuwe overheersing, corruptie en bedrog, afpersing en uitbuiting en niet nagekomen afspraken en toezeggingen zat en keerden zich tegen deze nieuwe ‘Nippen.’ Net als twintig jaar daarvoor trokken de oude broers de jungle in om met hun OPM vanuit het oerwoud de nieuwe bezetters te bestrijden. Ze hadden nog wat Hollandse geweren, de Kaliber 12 van Karel en wat schiettuig dat ze op de Jappen hadden buit gemaakt. Daarmee en met hun pijlen en bogen waren ze geen partij voor het moderne Indonesische leger. Ontmoetingen liepen steevast uit op bloedbaden onder de Papua’s en uiteindelijk, omdat de wereld ze in de steek had gelaten en om verder bloedvergieten te voorkomen kwamen op 1 januari 1969 de bejaarde krijgsheren de jungle uit en gaven zich over. Lodewijk werd majoor en Barend kapitein. Er moesten naamplaatjes komen… Barend was analfabeet, daarom BARENT, in terechte HOOFDLETTERS, met een ‘T’.
Maar zou die dame dit bedoelen? Deze overgave na jaren guerrilla en honderden doden? Dit kun je met de beste wil van de wereld toch geen verraad noemen? Ze werd ernaar gevraagd, ze was totaal niet op de hoogte van die hele geschiedenis, nee, ze wist helemaal niets. Dat ‘verraad’ was een mening van die leiders die als ratten als eerste het zinkende schip hadden verlaten en uit het veilige Holland riepen dat de Papua’s tot de laatste man moesten doorvechten. Hadden BARENT en LODEWIJK dat gedaan, dan was er niks aan de hand geweest.
De tocht gaat verder.
Gerda had van haar familie een hele lijst van objecten gekregen zoals gebouwen, stranden, eilanden en riviertjes, die ze moest proberen te vinden om er foto’s van te maken. Zo zocht en vond ze de kerk van Dominee Smits, het ziekenhuis waar zij en haar zusjes waren geboren, de school van haar broers en het graf van haar oom. Soms door professioneel recherchewerk, aan de hand van details op oude zwart-wit foto’s zoals een kunstwerkje in een muur van een gebouw dat compleet van gedaante was veranderd of in geval van dat graf… een hoekpaaltje dat er nog stond bij een totaal vervallen warboel van graven, struiken en grafstenen. Op een filmpje dat ze van haar zoektocht maakte zag haar broer een glimp van een deel van een grafsteen dat hem bekend voor kwam. Dat leek wel een stuk van het monument van Kapitein Geeroms!
De broer stuurde een foto uit het boek van P.P. de Kock, De ongelijke strijd in de Vogelkop, waarin de strijd tegen de Jappen werd geschreven. ‘Zusje, zou je nog een keer terug kunnen gaan naar het kerkhof en het kunstwerk op de foto zoeken? Ik zag een glimp op een van je filmpjes die er op leek. Piet stond er vlak naast.’ En ja hoor, Piet en zusje Gerda waren bereid om nogmaals die chaos in te duiken op zoek naar dat monument en natuurlijk vonden ze het markante bouwsel terug. Haar broer nam contact op met de Oorlogsgravenstichting en meldde de bijzondere vondst. Een uur later hing de vertegenwoordiger van de stichting aan de lijn; ‘Fantastische vondst! We wisten niet beter of het was verdwenen! Uw zus is de eerste die het terug heeft gevonden.’ Goed nieuws, dacht die broer, dan komt het misschien op enig moment in Arnhem op landgoed Bronbeek te staan, de plek waar het hoort. Een dag later liet de oorlogsgravenstichting weten dat het stoffelijk overschot van de Kapitein en zijn dochter die daar ook begraven lag, in 1975 was overgebracht naar Java en herbegraven op het Nederlands ereveld Kalibanteng in Semarang. Daar rust hij nu in vak V-III grafnummer 228. Zij konden verder niks doen omdat het in feite geen graf meer was, maar zij wilden wel de organisatie en begeleiding voor hun rekening als de broer de kosten wilde dragen.
De volgende etappe.
Het bezoek aan Manokwari liep ten einde en voor de tweede keer volgde een emotioneel afscheid van de Mandatjans. Voor Gerda had dit deel van haar reis een helende werking nu ze wist dat diegene met de meeste rechten, BECKING MANDATJAN op de plaats woont waar zíj is geboren. Na een vlucht van een paar uur landde ze met Piet in Midden-Java, waar de volgende etappe van haar zoektocht plaatsvond, het land tussen de vier vulkanen waar haar moeder werd geboren en op miraculeuze wijze twee oorlogen heeft overleefd en waar Gerda al de volgende dag een wonderbaarlijke vondst deed.