HET VERHAAL VAN MIA LAHAYE

DEEL 1: HERKENNING

Ik ben bezig in een prachtig boek te lezen. Het heet „Tussen Twee Vuren“ en is geschreven door Erik Becking. Ik woon in Duitsland en kreeg de tip van een nichtje van me, die in Nederland woont. Zij kent mijn verleden en het boek „Zou me beslist interesseren“, zei ze.

Nou, en dat doet het, en hoe!!

Mijn moeder, Nederlandse en mijn vader, half Indonesisch , kwart Nederlands en kwart Chinees, woonden in Jakarta. Batavia heette het toen, heel vredig en gelukkig.

En toen in 1941 begon de ellende! De Jappen vielen Indonesië binnen en een verschrikkelijke oorlogstijd begon!

Ik weet van mijn ouders maar héél weinig, want het was zo`n trauma voor hun, dat ze er bijna nooit iets over wilden vertellen. Maar dat „beetje“, dat ze vertelden past zo overweldigend bij het verhaal, dat Erik Becking vertelt!

En wat ik tot nu toe gelezen heb, zal beslist iedere Nederlandse en Nederlander interesseren, die ook maar een béétje interesse heeft in de eigen Nederlandse geschiedenis!

Het is zo`n eerlijk, open en geschiedkundig gefundeerd verhaal over zijn eigen familie en die oorlog in Indonesië, werkelijk prachtig en aangrijpend.

Mensen, lees het! Het is dé kans om van een ooggetuige het eigen verleden van Nederland en die vreselijke oorlogsgebeurtenissen te leren kennen.

DEEL 2: DE JAPANSE TIJD

Nou, ik ben al weer een stuk verder gekomen in dat geweldige boek van ERIK BECKING.

In dit net gelezen stuk vertelt hij over zijn moeder, STANS. Zij was nog maar een jong meisje, maar ongelooflijk dapper. Zij stond helemaal alleen met een broertje, een zusje en een zieke moeder, in een vreselijke oorlogssituatie. Haar vader was al door de Jappen gevangen genomen. Haar moeder en zusje stierven in haar armen aan de oorlogsgevolgen van ziekte, honger en ellende. Dit meisje redde zich en haar broertje midden door al het oorlogsgeweld.

Mijn vader in 1941, kort voor zijn gevangenname door de Jappen

Ongelooflijk; DE OVEREENKOMST MET MIJN VERLEDEN!

Mijn Vader, al eind december 1941 door de Jappen gevangen genomen. Mijn moeder toen in de derde maand zwanger met mij, een 6 jarig dochtertje en een 2 jarig zoontje. OORLOG!  AVONDKLOK !

6 Maanden later rende ze `s nachts onder beschieting (AVONDKLOK) naar het ziekenhuis en ik werd geboren.

3 Maanden later; werden wij gevangen gezet in het CONCENTRATIEKAMP GROGOL.

Mijn moeder moest voor de Jappen in de ploeg werken, die OPEN RIOLERINGSGOTEN  schoon moest maken. Gevolg: DISSENTERIE, een heel aanstekelijke darmontsteking met vreselijke buikloop.

De Jappen, doodsbang voor ziektes, stopten haar bijna de hele 4 jaren in ISOLATIEBARAKKEN, zonder veel verzorging of eten!

Mijn zusje, 6 jaar! heeft ons kindertjes en mijn moeder door de oorlog geholpen! Net als Stans , de moeder van Erik Becking. WAT EEN DAPPERE MEISJES! ongelooflijk!.

Mijn zusje moest elke dag in ellenlange rijen staan voor wat water, en voor een handjevol gekookte rijst (per persoon), onze kleren en die van mijn moeder wassen in de kali, moeder en ons twee kleintjes voeren en verzorgen. Wij kindertjes hokten in een half kapotte garage met alleen een raampje als in- en uitgang.

EEN SCHIER BOVENMENSELIJKE OPGAVE VOOR ZO´N KLEIN MEISJE!

MAAR HET IS HAAR GELUKT!

Ik kreeg tranen in m´n ogen bij het lezen over die ook zo dappere Stans, die me zo aan mijn dappere zusje doet denken.

Mijn zus kan tot vandaag toe, ook nauwelijks over deze vreselijke tijd praten. Het is te traumatisch voor haar geweest.

Kort voor we naar Grogol gestuurd werden kreeg mijn moeder het einige berichtje van mijn vader, dat hij in die oorlogstijd naar haar versturen kon.

Hij zou de volgende dag ingescheept worden naar Birma, om aan de  BIRMA SPOORWEG te werken voor de Japanners. EEN HEL!!! 4 JAREN LANG!!!

Begin 1946 kwam hij als een levend geraamte en doodziek van de malaria terug naar Batavia, dat nu Jakarta heet.Een wonder, dat hij de ellende overleefd had!

In het boek van Erik Becking staat practisch hetzelfde geschreven over een oom van hem, die ook aan die Birma spoorweg moest ploeteren.

DEEL 3: DE CONCENTRATIEKAMPEN EN DE "BEVRIJDING"

Ik ga weer verder vertellen over de toestanden in de CONCENTRATIEKAMPEN  en de „BEVRIJDING“ VAN DE JAPPEN in 1945.

Mijn moeder en wij drie kindertjes, intussen 3 – 5 en 9 jaar, waren van GROGOL naar TJIDENG overgebracht. Dat is een JAPPENKAMP  in een wijk van JAKARTA.

Mijn moeder was  bijna de hele 4 jaren in Isolatiebarakken ondergebracht, omdat de Jappen bang waren zich aan te steken bij haar DISSENTERIE, die aanstekelijke darmontsteking met buikloop.

Toch moest zij dagelijks minsten twee keer, net als alle anderen in het kamp, of ze klein, oud, ziek of gezond waren, op APPÈL VERSCHIJNEN  op een centraal plein. Daar moest iedereen eerbiedig buigen „KOTAU“ maken, uit eerbied voor de verre Japanse Tenno, de Keizer.

Die buiging moest heel correct gemaakt worden anders werd er hard gestraft met slagen of andere straffen. Ook werden de kampbewonders elke dag geteld door de Jappen. Omdat die dat blijkbaar niet goed konden, werd er telkens  en telkens weer opnieuw begonnen met tellen. Dat kon uren duren! In de hete zon!

Viel er iemand flau van uitputting, hitte, of ziekte, dan mocht NIEMAND ER ZICH MEE BEMOEIEN. Deed iemand ook maar iets, al was het alleen maar uit een reflex, dan werd zij of hij ook afgeranseld. Als kleine kinderen zich bewogen of afgeleid waren, wat vroegen of praatten, dan WERD HUN MOEDER  afgeranseld, waar de kindertjes bij stonden!  Daarom waren bijna alle kinderen doodstil en bogen diep.

 Ik hoop, dat ik, met mijn 3 jaren, toen in Tjideng niet de reden geweest ben, waarom mijn moeder zo vaak gestraft werd. Gruwelijk, moet er niet aan denken!

Jappen straften nooit kinderen, altijd alleen de moeders!

In GROGOL moest mijn moeder vaak voor straf úren in de middagszon staan. Ze was ,als ze terugkwam in de kapotte garage, ons verblijf daar, over en over bedekt met brandblaren en ook met bloedende striemen van de bamboeroede, die de Jappen bij hun afranselingen gebruikten.

Later in Tjideng, was ze vaak blij, als ze voor straf in de zon moest staan: „Eindelijk had ik het een beetje warm!“, vertelde ze me. Ze was vel over been, meestal ziek met koorts en had het altijd koud, haar hele leven lang vanaf die tijd. Mijn moeder was zo dun, dat ze ook niet meer kon zitten. De huid van haar bibs was zo dun, dat de knoken pijn deden bij het zitten. Ze woog nog maar 49 kilo, een vrouw van 1.73 m.!

EN DAN WAS HET 1945 ! Hoera! DE OORLOG MET DE JAPPEN WAS VOORBIJ!

VRIJHEID, WE KUNNEN HET KAMP UIT EN WEER NAAR HUIS!!!!

Was het maar waar!

Buiten de kampen woedde een vreselijke vrijheidsstrijd onder verschillende groepen van INDONESIËRS. Vooral jonge HEETHOOFDIGE INDONESIËRS GINGEN BEESTACHTIG MOORDEND TE KEER: En daartoe werden ze door SUKARNO, het nieuwe staatshoofd, ook nog ondersteund en opgehitst!. Iedereen, die niet Indonesisch was werd vermoord. Dus ook de Indo`s, dus de half Indonesiërs, maar ook de Chinezen, de Nederlanders en andere buitenlanders.

 Die tijd heette DE BERSIAP en was ook een soort BROEDEROORLOG.

 Indonesiërs vochten tegen hun eigen landsgenoten om verschillende redenen. Uit geloofsmotieven, uit echte vrije zelfbestemmingsmotieven maar ook uit wraakzuchtige motieven!

Dat doden was een regelrechte afslachtpartij van de vreselijkste soort. Veel vrouwen en kinderen werden voorheen afgrijzelijk verkracht en „na gebruik“ aan bamboestokken opgespietst van onder naar boven., of ze werden aan deuren vastgespijkerd. Mannen werden in stukken gehakt en nog vreselijker dingen gebeurden er.

Ondraaglijke herinneringen zijn dat voor iedere kampbewoner uit die tijd.

De eerste kampbewoners, die het Jappenkamp in 1945 wilden verlaten, werden voor de open poort al opgewacht door die „vrijheidsstrijders“. En de achtergebleven kampbewoners moesten deze afschuwelijke afslachtingen mee aanzien!

Wij moesten een héél jaar, tot begin 1946 in Tjideng blijven, tot mijn vader uit de oorlog terugkwam om ons af te halen. In die tijd waren de gehaatte JAPPEN ONZE BESCHERMERS!!!

Vóór de oorlog werkte mijn vader op het ministerie van Financiën in Jakarta. Hij leidde de nieuwe Nederlandse ambtenaren op voor hun werk daar. Nu had hij zich daar weer gemeld en er werd hem dan ook een tweekamer-woning in de Theresia Kerkweg toegewezen. Een vrij groot huis volgepropt met ex- kampbewoners.

DEEL 4: NA DE OORLOGSJAREN

In mijn tweede DEEL had ik al verteld, dat mijn vader, die 4 jaren aan de BIRMA SPOORLIJN voor de Jappen gezwoegd had, eindelijk begin 1946 naar JAKARTA terugkwam, hij had het overleefd!

Hij zag er uit als een lopend geraamte en woog nog maar 41 kilo! Bovendien was hij doodziek van de malaria en zat ónder de etterende zweren .

Hij ging op zoek naar ons en vond ons, en wel in het TJIDENGKAMP, waar wij tot zijn komst, niet uitmochten wegens de BERSIAP. Veel te gevaarlijk!

Moordende INDONESISCHE EXTREMISTEN slachtten iedereen, die niet helemaal Indonesich was, beestachtig af, mét of zónder verkrachtigingen vooraf.

Mijn vader was vóór de oorlogstijd een hogere ambtenaar op het Ministerie van Financiën in Jakarta.

Nu, na de oorlog, had hij zich weer op dat Ministerie gemeld.

Hij was echter veel te ziek en te zwak. Toch wilde men hem daar graag verder laten werken, nu als opleider van de toekomstige Indonesische ambtenaren. Dus stuurden ze hem en zijn gezin eerst voor een half jaar naar een REVALIDATIE CENTRUM IN BANDOENG,

Daar beginnen MIJN EERSTE EIGEN HERINNERINGEN. Ik was 6 jaar

Die tijd was voor mijn ouders eindelijk een gelukkigere tijd. Ze werden weer redelijk gezond. We maakten ook mooie wandelingen in die prachtige bergomgeving. Ik herinner me nog aan die mooie natuur , die prachtige watervallen en sawah`s en aan dat prachtige huis: „ELDORADO“ heette het. Tot vandaag toe krijg ik een heimwee-gevoel als ik in een film of op een foto sawah`s zie.

In Bandoeng liepen wel overal en altijd grote kolonnes soldaten te marcheren.

Dat was voor onze veiligheid, MISSCHIEN, IK WEET HET NIET.

Ik weet wel, dat we bang voor ze waren. En mijn moeder heeft er tot haar dood nachtmerries over gehad . Ze werd vaak schreeuwend, huilend wakker, en zag maar steeds soldaten voor haar ogen door haar kamer marcheren, zo erg, zo zielig, bijna tot haar sterfdag! Ze is 81 jaar geworden en mijn vader bijna 91!

Ze hebben hun hele verdriet diep in zichzelf gedragen. Voor ons, kinderen, hielden ze zich zo rustig, teder en evenwichtig. WAT EEN STERKE OUDERS HAD IK!

1948 – Een wandeling in Bandung. Mammie met mijn kleine broertje en mij en mijn zus.

 

 

 

Er zijn zo veel Repatrianten, die zichzelf in dit verhaal zullen herkennen.

En er zijn zo veel nakomelingen van hun, die net als ik maar een gedeelte weten over die tijd. Die graag meer hadden willen weten, maar die net als ik OUDERS HADDEN, DIE ER NIET OVER KONDEN PRATEN, omdat het té traumatisch was!

Na dat halve jaar in Bandoeng, woonden we tot onze repatriëring naar Nederland in 1949 in de Teresia Kerkweg in Jakarta. Het hele huis zat vol met terugkomers uit Jappenkampen.

Mijn zusje , onderhand 10 jaar, kon eindelijk met de lagere school BEGINNEN!

Mijn moeder had haar wel – zoals zo vele moeders in het Jappenkamp – wat lezen, schrijven en rekenen bijgebracht. Dat ging alleen stiekem want het was streng verboden door de Jappen. Ze schreef dan met een stokje in het  zand, letters, woorden, cijfers,,,,

Mijn broertje begon met zijn 7 jaren ook aan de lagere school en ik ging naar een kleuterschool. En eind 1946 werd zelfs mijn jongste broer geboren! Waar haalden mijn uitgemergelde ouders de energie vandaan? Het was een gezond en lief ventje, gelukkig!

We mochten nooit zonder begeleiding naar buiten in de tuin en zéker niet op straat en naar school.

Het was nog steeds heel gevaarlijk op straat met al die opstandige fanatieke Indonesiërs.

December 1946 - Mijn ouders met hun jongste zoontje. Foto gemaakt in de Theresia Kerkweg in Jakarta. Tegenover ons de Kerk, waarnaar de straat genoemd was.
1950 - Voor de deur van het pension in Valkenburg. Mammie met ons vier kinderen.
1950 - Onze woonkamer in 1950 met een paar rottanmeubeltjes, die mijn vader ons uit Indonesië stuurde. Het huisje lag vlak bij Roermond.
1949 - De haven van Tanjong Priok, vanwaar de Willem Ruys ons naar Nederland bracht.
1949 - Op de Willem Ruys, mammie met ons vier kinderen. Pappie maakte de foto.

Er waren wel nieuwe BESCHERMERS naar Jakarta gekomen,  BRITSE SOLDATEN , die van geboorte uit INDIA kwamen. Ik schrijf „BESCHERMERS“  tussen aanhalingstekens, omdat zij ook een gevaar waren vooral voor vrouwen en meisjes. Ze verkrachtten ieder vrouwelijk wezen, dat ze maar te pakken kregen! MOOIE BESCHERMERS!

Toen in 1949 eindelijk Indonesië als zelfstandige staat erkend werd, móesten alle buitenlanders het land verlaten.

Mijn vader kreeg een jaar GROOT VERLOF om zijn gezin naar Nederland te brengen, en voor een onderkomen te zorgen.

Mijn moeder is in Heerlen en Kerkrade opgegroeid en had daar nog zussen en broers die er in de buurt woonden. Met hun hulp kregen we eerst twee kamertjes in een pensionnetje in Valkenburg.

We hadden álles verloren door de oorlog, we waren STRAATARM, want mijn vader verdiende helaas niet erg veel, ondanks zijn  belangrijke job op het Ministerie van Financiën, sinds de Indonesiërs zijn werkgevers waren.

Een half jaar later kregen we een huurhuisje bij Roermond toegewezen. Mijn vader heeft ons nog kunnen helpen met verhuizen. De tantes en ooms , die ons het hele jaar al wat financiëel ondersteund hadden, brachten meubels, gereedschap, kleren en wat er zo allemaal nodig was.

Met het jaar 1949 gaan de geschiedenissen van onze familie en die van  ERIK BECKING uit elkaar:

Wij repatriëerden naar Nederland, zijn familie ging naar NIEUW GUINEA.

Ook een buitengewoon interessant verhaal, ook voor mij!

Ik wist tot mijn schande nooit beter, of de oorlog in Nederlands Indië was definitief in 1949 afgelopen.

IK WIST NIETS OVER DE VERDERE OORLOG OP NIEUW GUINEA

DEEL 5: IN NEDERLAND

Toen in 1945 de OORLOG MET JAPAN VOOR BEËINDIGD verklaard werd, zijn er veel Indo`s en Nederlanders uit Indonesië weggegaan. Velen gingen naar Nederland, anderen bv. naar Australië.

Wij mochten nog niet het land verlaten, omdat mijn vader eerst nog meer Indonesische toekomstige ambtenaren op moest leiden voor hun werk op het Ministerie van Financiën. Daarna wilden mijn ouders met ons graag naar Australië verhuizen. Dat wees de Australische regering af:  mijn vader was niet „blank“ genoeg! Australië had het motto: „ ONLY THE WHITE“!

Eindelijk in 1949 werd INDONESIË écht EEN ONAFHANKELIJKE, ZELFSTANDIGE STAAT.

Nu móésten alle buitenlanders en Indo`s Indonesië verlaten, òf ze moesten de INDONESISCHE NATIONALITEIT AANNEMEN. Veel bedenktijd kreeg men niet. Diegenen, die graag in Indonesië wilden blijven  deden dat. Sommigen kregen daar al vlug spijt van en wilden dan tóch liever naar Nederland, de zg. SPIJTOPTANTEN.

December 1949:

Mijn vader kreeg dus een jaar GROOT VERLOF om zijn gezin naar Nederland te begeleiden en te huisvesten. Daarna moest hij weer voor drie jaren terug naar Jakarta om nog meer toekomstige Indonesische ambtenaren op te leiden.

ERIK BECKINGS FAMILIE VERTROK NAAR NIEUW GUINEA, het nieuwe THUISLAND van de Indo`s.

Het land moest helemaal opgebouwd worden, er was geen infrastructuur, er waren geen woningen, geen steden, havens of vliegvelden.

EN…..WELKE NEDERLANDER WIST EN WEET OOK MAAR ÍÉTS OVER DIE VERDERE VRIJHEIDSOORLOG IN NIEUW GUINEA?  Op de middelbare school en op de „Kweekschool“ werd er in ieder geval nooit over gesproken!

In 1962 WERD NIEUW GUINEA OFFICIËEL BIJ INDONESIË INGELIJFD…..TÉGEN DE WIL VAN DE PAPOEA`S!!

In 1962 MOESTEN OOK ALLE INDO`S  EN BUITENLANDERS NIEUW-GUINEA VERLATEN.

Het grootste gedeelte van Erik Beckings familie ging naar Nederland.

En daar komen onze geschiedenissen weer in enkele dingen gemeenschappelijke ervaringen tegen.

Wij kwamen in Januari 1950 in Nederland aan. Elk van ons een koffertje met te dunne kleding!

WAT WAS DAT KOUD!!!  En daar bedoel ik niet alleen de winterse kou , nee ook

 DE IJSKOUDE ONTVANGST IN NEDERLAND! De Nederlanders wilden ons niet! Geen welkom van de regering voor die Nederlanders en Halfbloed Nederlanders, die JAREN LANG VOOR NEDERLAND GEVOCHTEN HADDEN IN DIE VRESELIJKE OORLOG!

Geen FINANCIËLE ONDERSTEUNING; GEEN WARME KLEREN, GEEN UITBETALING VAN JARENLANG ACHTERSTALLIGE SALARISSEN; NIETS! TOT VANDAAG DE DAG TOE!

Na onze verhuizing naar Roermond was Pappie`s  jaar verlof voorbij en hij moest terug naar Jakarta. We waren straatarm, maar kregen van ooms en tantes af en toe wat financiële hulp, wat een geluk!

De nieuwe Indonesische werkgever van mijn vader betaalde niet erg veel salaris, en zo kon hij ook nooit veel naar ons overboeken in de 3 jaren, die hij terug in Jakarta was.

Toen mijn vader 3 jaren later definitief naar Nederland kwam, moesten mijn ouders werkelijk elk dubbeltje 3x omdraaien, voordat ze het uit konden geven, want:

Ondanks zijn hoge opleiding, ondanks zijn bereidschap élk werk aan te nemen dat hem geboden zou worden: HIJ KREEG IN LIMBURG GEEN WERK AANGEBODEN: HIJ WAS  NIET NEDERLANDS GENOEG!!!

Ook wij, kinderen, hadden het in Limburg erg moeilijk. „Papchinees“ was nog het minst erge scheldwoord voor ons.

Op school benadeelden zelfs de nonnen en de paters ons! Mijn vader vergeleek onze proefwereken en dictee`s altijd met die van onze buurkindertjes. Wij hadden minder fouten, wij hadden echter tóch het slechtere punt onder ons werk staan!

Wij alle vier kinderen ( mijn jongste broer werd nog na de oorlog in Indonesië geboren) kregen na de zesde klas van lagere school het advies:

„STUURT U UW KINDEREN MAAR NAAR EEN BOER, OM DAAR TE WERKEN, MEER KUNNEN ZE NIET!“

Mijn broers en ik hebben alle drie zonder veel moeite de middelbare school en een hogere studie met succes afgesloten!!

 Mijn zus , die de lagere school in 4 jaren heeft moeten doorstomen, omdat ze pas met 10 jaar eraan kon beginnen, had helaas te weinig achtergrondkennis. Ze is de verpleging ingegaan en heeft daar héél wat diploma`s gehaald. Mijn dappere zus! Die was vlijtig, niet dom en liet zich niet klein krijgen!

Ik ben zó trots op haar!

1955 - Onze woonkamer in Scheveningen. Mijn jongste broer zit op die mooie kamferkist, die pappie ons gestuurd had uit Jakarta.

HET LEVEN WERD INEENS ZO PRETTIG!

Er woonden in Den Haag veel Indo`s en wij werden eindelijk niet meer aangekeken en behandeld als EXOTISCHE APEN!

Mijn vader verdiende ook weer veel beter en mijn ouders hadden er álles voor over, om ons te laten studeren, wat we graag wilden.

Mijn oudere broer, die In Delft bouwkunde gestudeerd had vertrok meteen na zijn studie naar het buitenland en is er gebleven.

Mijn jongere broer is na zijn studie in Delft, naar Canada vertrokken. Hij is ook nooit meer teruggekomen.

 

Ik ging in Limburg werken en wonen omdat er in de Randstad Holland geen banen meer vrij waren op de scholen. En dat was een héél prettige tijd op de twee scholen, waar ik gewerkt heb, eerst in Kerkrade en later in Simpelveld. En ik had geweldige collega`s. Een fijne tijd!

Ongeveer 40 jaar geleden ben ik dan in Duitsland gaan wonen.

Ik voel me in Duitsland prettiger dan in Nederland, géén discriminatie meer. Ik spreek de taal, ik pas me aan en wordt hier geaccepteerd, zoals ik ben.

EN ERIK, IK BEWONDER JE: omdat je bij al dat uitpluizen van niet altijd prettige gebeurtenissen, tóch doorgezet hebt en er niet kapot aan bent gegaan.Jouw hart hangt nog steeds aan Nieuw-Guinea en de Papoea`s daar. Daarom zal ik onder het verhaal ook een foto van de verboden Nationale vlag van Papoea Nieuw Guinea: de „MORGENSTER“ afbeelden. Het symbool voor de nog steeds voortdurende vrijheidsstrijd in dat land.

NOG EENS HÉÉL ERG BEDANKT ERIK!! Ik heb door jouw verhaal de gaten in mijn eigen verleden kunnen opvullen.

Scroll naar boven