Het was 5 augustus 1947, en na die ontmenselijkende politionele actie, speelde bij de mannen van het Bernard Bataljon een andere kwestie op… de uitbetaling van achterstallige soldij voor het verrichten van slavenarbeid voor Tenno Heika.
Een voordeel van al die acties en patrouilles was, dat je in de rimboe je geld niet kon uitgeven, dus dat hij het niet had, miste Karel ook niet. In de stad met zijn meisje aan zijn zijde was dat een ander verhaal. Dan wilde je wel eens een kadootje kopen, of haar drankje betalen of de film voor je rekening nemen.
De maanden waren vaak te lang om met je schamele soldij het eind te halen en wat zou het fijn zijn als eindelijk hun dik verdiende salaris zou worden uitbetaald. Nú hadden zij het nodig. Soms hoorden ze of lazen ze in de krant over geruzie tussen de Nederlandse regering en de Nederlands-Indische regering over wie die salarissen dan zou moeten betalen. Het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger was immers van Nederlands-Indië! Dus ineens was Nederlands-Indië een compleet ander land met een eigen leger en moest het maar uitzoeken.