Ze zat in het eindexamenjaar en moest nog flink aan de bak, daarom lag Corrie Mes zondagmiddag op bed te studeren, toen zus Poel de kamer binnen kwam en zei;
‘Ollie, er staat een jongen op de veranda en vraagt naar jou… Alex Blommestein, ken je hem?’
‘Wie? Nee ik ken geen Alex, wat komt hij doen?’
‘Weet ik veel, hij vraagt naar jou, hij zegt dat hij iets moet afgeven van kapitein Haring… gá nou even Ol.’
‘O, ja, gaat zeker over de jeugdstorm, kapitein Haring is onze leider’, Corrie legde haar boeken neer en ging naar buiten.
‘Goedemiddag, ben jij Corrie Mes?’ Ze knikte.
‘Ik heb een briefje die ik jou moest geven van kapitein Haring. Hij zei dat ik het alleen aan jou persoonlijk mocht afgeven… alsjeblieft.’ En overhandigde haar het verfomfaaide envelopje.
‘Dank je wel’, ze draaide zich om en liep weg… brandende nieuwsgierigheid verbergend.
Terug in haar kamer bekeek ze het stukje papier en kreeg een rolberoerte, zweet brak uit, haar hart bonkte in de keel. Ze las de nauwelijks leesbare letters: