Er zat nóg iets in zijn schoudertas… een pakketje van bruin pakpapier… gespannen waren tien ogen gericht op die vingers die dramatisch, zoals alleen Karel dat kon, een klein puntje uit het papier trok… een blauw doekje… een zakdoek?
Als volleerd goochelaar trok hij het met een ruk uit de tas en zwaaide ermee in het rond.
Rood, wit, blauw duikelden door elkaar… hij pakte het doek bij twee punten en hield het omhoog. Aan de ene kant een brede rode baan met witte ster in het midden en aan de andere kant allemaal horizontale blauw-witte banen.
Daar stond de grote krijger, de stoere kolonist en baas van een houtbedrijf… blij te stralen als een kind… en keek in vijf vragende gezichten die er niets van snapten.