HERDENKING 15 AUGUSTUS 1945, DE DAM, AMSTERDAM 2020
TEKST: Erik Becking
Ik vind herdenken, stilstaan bij en vertellen over wat is gebeurd belangrijk opdat mensen er kennis van krijgen en ervan leren. Ik heb mijn bijdrage geleverd, onder andere met dit boek. Een korte samenvatting;
Stel je voor! Je heet Karel en bent een bruine jongen van 18 jaar… 18 jaar! en woont met je familie aan de rand van kampong Leladon op Java. Jouw vader is een Nederlandse KNIL-kapitein en jouw moeder een INLANDSE! De dochter van de loerah van die kampong. Stereotieper kun je een Indisch gezin niet krijgen. Links je Javaanse familie, rechts je Hollandse familie. Je hebt een fantastische jeugd vol gatrik, kasti, jagen, vissen…
Dan begint het te kantelen. Allemaal oorlogsgeluiden uit Europa. Even later word je opgeroepen voor de militaire dienst. Jij wilt altijd al soldaat worden, net als je vader, je broers en je neef, en in het KNIL voel jij je als een vis in het water. Maar nauwelijks heb je de opleiding afgerond of Japan vernietigt de Amerikaanse vloot bij Pearl Harbor.
De Nederlandse regering in Londen vergat even dat ze dertig jaar lang de strijdkrachten in Nederlands-Indië hadden verwaarloosd en verklaarden Japan de oorlog. Want wie is er bang voor die krombenige spleetogen met hun veel te grote geweren en hun speelgoed tankjes en kartonnen vliegtuigjes??Jij, nog steeds die 18-jarige bruine jongen, wordt naar Sumatra gestuurd om die Jappen tegen te houden. Makkie toch? Jij hebt al zoveel vijanden verslagen, jij bent onoverwinnelijk.
Maar het liep effe anders!
Ineens was de hele compagnie omsingeld! Die Nippen wisten álles en zonder ook maar één schot gelost te hebben, wordt je gevangen genomen en naar de weg gedreven. Je bent pas achttien jaar, he, en doodsbang besef je dat je leven nu al voorbij is. Je kijkt om je heen en mist wat inheemse vrienden, waaronder je neef. Gedeserteerd. Had jij ook kunnen doen, je bent zelfs bruiner dan zij, maar jij kiest om bij je Hollandse maten te blijven en hen te helpen… en dat heb je geweten.
De helletocht begint… een bajonet prikt in je rug… voorwaarts… doodsangst… de Hel van Hirohito in…
Jullie weten hoe dat was…
Maar 3,5 jaar later… je leeft nog steeds… je bent nu 22 jaar en weegt slechts 41 kilo… je hoort in Singapore over de radio en via de krant over de moordpartijen op Java… wordt gek van zorgen om je familie… krijgt een bren om je nek en gaat met het Bernhardbataljon naar de overkant. Een bloedige broederoorlog tegen jouw eigen volk en familie! Om gek van te worden. Jij ziet wat leden van jouw volk voor gruwelijkheden uitrichtten en neemt wraak. Uiteindelijk kom je na 8 jaar oorlog als groepscommandant in Manokwari op Nieuw-Guinea terecht. Einde oorlog… dacht jij!
Een ander verhaal; stel je nu voor dat je Stansje bent, een meisje van zes jaar… zes jaar! Blank meisje met grijsblauwe ogen! Net mijn zus… ze zit daar! Je woont met je ouders en broers op Java, óók aan de rand van een kampong en ook jouw vader is een Hollander en jouw moeder is een doekoen, een kruidenvrouwtje. Jullie leiden een arm, maar gelukkig leven. Vooral jouw moeder staat in hoog aanzien vanwege haar vrijwilligerswerk voor Moe Graafstal, en haar bekwaamheden op geneeskundig gebied. Ze wordt bevoorraad door een Japanse handelsreiziger, jouw Oom Japan! Hij leert je zelfs Japanse kinderliedjes.
Langzaam echter verandert ook het leven tussen de vulkanen… eerst door een imam die zijn intrek in de kampong neemt en zich bemoeit met werkelijk alles.
Voordat jij, als klein meisje van ondertussen zeven, snapt wat er aan de hand is, moet papa soldaat worden! De Jappen worden gevaarlijk. Wat?! Die lieve Oom Japan gevaarlijk?? Hoe kan dat nou?
Ineens wordt papa opgehaald met een vrachtwagen… hij moet oorlog voeren. Niet te bevatten wat er allemaal gebeurt.
Papa blijft weg. En mama zit alleen maar te huilen en te schrijven. Ze gaat niet meer naar Moe Graafstal en plotseling wordt ook jouw dorp overspoeld met Jappen. Mama zegt trouwens ‘Nippen.’
Het zijn gevaarlijke lui die je kop afhakken. Jij bent zelf ook doodsbang. Midden in de nacht wordt er op de deur gebonkt… Het is de buurman, zijn vrouw en dochters zijn vermoord en hij zoekt een schuilplaats.
Een week later… grote schrik, daar staat zo’n gevaarlijke nipse soldaat voor je neus. Jij denkt dat je kop er af gaat, maar het blijkt Oom Japan te zijn. Hij is terug en net zo aardig als vroeger. Jullie zingen weer het leuke liedje.
Maar Mama wordt steeds banger. Ze zegt dat jullie Javanen moeten worden. Jij bent wel blank met grijs blauwe ogen… maar toch beter. Jullie mogen zelf Javaanse namen kiezen. Jij vindt Suharti mooi klinken, dus vanaf dat moment heet jij Suharti en mag er geen Nederlands meer gesproken worden. Overal worden de Hollandse en Indische mensen opgepakt en weggebracht. Jullie zijn doodsbang, want je hoort niets meer van ze… weg is weg… vermoord?? Oom Japan spijkert een pamflet op jullie deur. Zo, nu zijn jullie veilig!
Helaas, de truc mislukt en jullie worden ook opgepakt en in een concentratiekamp gestopt.
Daar leer je pas wat echte honger is. Maar jij bent een dappere meid en spreekt de taal van het land, dus jij zorgt zo goed mogelijk voor je familie. Jij bent de beste kawatter! En mama is de beste doekoen en heeft een kinderwagen vol obatjes meegenomen. De mensen sterven als ratten, maar jullie blijven leven en worden zelfs niet ziek…
Ineens groot feest op de aloonaloon. Daar staat die dappere mevrouw Jilderda met een rood, wit, blauwe vlag te zwaaien en begint te zingen… en alle vrouwen zingen mee… ‘Wilhelmus van Nassaue… ben ik van Duitschen bloed…’ en alle vrouwen zingen mee. Jij voelt het kippenvel tot in je nek!
Jij bent de beste kawatter! En mama is de beste doekoen met haar kinderwagen vol obatjes.
De oorlog is voorbij. Wat een heerlijk gevoel. Vrede! Helaas… de Javanen willen alle Nederlanders dood maken en bestormen het kamp. Maar gelukkig komen er Ambonezen van het oude KNIL en samen met de Jappen beschermen ze jullie.
Mama wil terug naar huis. Het is maar dertig kilometer. Ze kent de weg en jullie gaan… recht in het hol van de leeuw! Ambarawa was een hel, maar vergeleken met wat jullie te wachten staat, was het een picknick!
Jouw oudste broer is soldaat bij de TNI en helpt jullie waar hij kan. Toch is na drie jaar jouw halve familie dood, maar jij en je broers worden op het nippertje gered… door twee dappere Hollanders. In Semarang worden jullie voorgesteld aan een vreemde man, jullie vader die je 7 jaar niet hebt gezien! Ook hij heeft alles overleefd. Nu nog wegkomen van het gevaarlijke Java. Eerst lukt het hem om met een truc jouw oudste broer bij de TNI weg te krijgen en als DETA-jongen naar het THUISLAND voor de INDO’s, Nieuw-Guinea, te sturen. Vast van plan om snel achter hem aan te gaan. Uiteindelijk lukt dat ook. Met list en bedrog slaagt jouw sluwe Pa erin om aan boord van het vrachtschip de Waibalong een plaatsje voor jullie te ritselen.
Maar het grillige Gouvernement bedacht van het ene op het andere moment dat het afgelopen moest zijn met de toestroom naar het Thuisland, en beveelt de Waibalong te SORONG om te keren. Weer terug in de muil van de draak…
En Marinus Maresch… die is voor eeuwig onze held.
In Magelang woont Ries, een andere Indische jongeling. Zoon van de directeur van Drukkerij Maresch, de huisdrukker van het KNIL en van Pa van der Steur.
Ook hij moet het leger in en wordt gevangen genomen door de Jappen. Hij wordt met 1000 collega’s met zo’n dodelijke Maru als vee verscheept naar Amahai, een Moluks eiland, om een vliegveld aan te leggen. Een hel, waar slechts weinigen van terug keren. Daarna volgen nog enkele scheepsreizen en jappenkampen en als door een wonder overleeft ook Ries de Hel van Hirohito.
Voor de naoorlogse opbouw heeft Nederland bestuursambtenaren nodig, en na zijn bijdrage te hebben geleverd aan de Onafhankelijkheidsoorlog wordt Ries naar Nederland gehaald om aan de universiteit Indologie te studeren. Na zijn ‘Master’ gaat de jonge bestuursambtenaar naar Nieuw-Guinea.
Hij zit in SORONG in het kantoor van het Hoofd Plaatselijk Bestuur, Henk van Andel, toen het telegram binnen kwam dat de Waibalong, waar mijn moeder Stans op zit, rechtsomkeert moet maken en dat NIEMAND van boord mag! Maar terwijl de kapitein in het kantoor overleg pleegt met van Andel, gaan toch stiekem een aantal mensen van boord, waaronder Stans en familie. Er ontstaat een heftige discussie. Van Andel vindt dat de passagiers niet terug gestuurd kunnen worden, maar zijn opdracht dan?
Toen begon de jonge Ries. Hij wijst op het feit dat deze mensen geen kolonisten zijn, maar vluchtelingen. Zij hebben alles achtergelaten en zullen het op Java niet overleven. Bovendien zijn dit mensen die Hirohito èn Bersiap hebben overleefd. Dit zijn geen doetjes! Het harde leven op Nieuw-Guinea is voor hen geen enkel probleem.
Van Andel gaat overstag, stuurt zijn baas, de Gouverneur een telegram waarin hij weigert diens opdracht uit te voeren.
Zo weten Stans, haar vader en broer toch Manokwari te bereiken. Daar ontmoette zij Karel, samen bouwden zij een paradijs tussen de Papua’s, tot ze ook daar werden verjaagd.
Henk van Andel werd diezelfde dag nog overgeplaatst naar Seroei, een eiland met drie Papuahutten.
En Marinus Maresch… die is voor eeuwig onze held.
Dank, ouwe vriend! Zonder U stonden mijn zus en ik hier niet!